Waarderings- en resultaatbepalingsgrondslagen

Algemene grondslagen voor waardering en resultaatbepaling

De jaarrekening is opgesteld met inachtneming van de voorschriften zoals opgenomen in het Besluit
Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en  gelet op artikel 216 van de Provinciewet en de Financiële verordening Drenthe 2012, waarin Provinciale Staten op 14-11-2012 de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie hebben vastgesteld.

Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening

Waardering van passiva en activa alsmede de bepaling van het resultaat vinden in principe plaats op
basis van historische kosten. Activa en passiva zijn opgenomen tegen nominale waarde. Baten en
lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben, onverschillig of zij tot inkomsten of uitgaven in dat jaar hebben geleid. Baten en lasten worden daarbij verantwoord tot hun brutobedrag. De waarderingsgrondslagen per balansonderdeel worden in het vervolg van deze jaarrekening toegelicht.

Vaste activa

Vaste activa zijn bedoeld om de uitoefening van de werkzaamheid van de provincie duurzaam te dienen.

Immateriële vaste activa

Het BBV kent de volgende drie soorten immateriële vaste activa:

  • De kosten die zijn verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio.
  • De kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
  • De bijdragen aan activa in eigendom van derden.

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen van derden, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden worden geactiveerd indien aan de volgende vereisten is voldaan.

  • Er is sprake van een investering door een derde.
  • De investering draagt bij aan de publieke taak.
  • De derde heeft zich verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals is overeengekomen.
  • De bijdrage kan door de provincie worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Op de geactiveerde bijdragen aan activa in eigendom van derden wordt afgeschreven, waarbij de afschrijvingsduur maximaal gelijk is aan de verwachte gebruiksduur van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

Materiële vaste activa

Materiële vaste activa zijn fysiek aanwezige activa. Het BBV kent de volgende soorten materiële vaste activa:

  • Investeringen met een economisch nut;
  • Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
  • Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.

Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of indien ze kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Alle investeringen met een economisch nut worden geactiveerd. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut kunnen worden geactiveerd. M.i.v. 1 januari 2015 geldt voor natuurruilgrond dat deze wordt gewaardeerd op basis van de verkrijgingsprijs of de lagere marktwaarde.

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) of vervaardigingsprijs (de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige directe kosten), verminderd met de ontvangen subsidies en bijdragen die direct gerelateerd zijn aan het actief, de jaarlijkse afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Eventuele bijdragen uit de reserves zijn in mindering gebracht op de investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut. Tevens zijn de uit de spaarcomponent van heffingen gevormde voorzieningen voor toekomstige vervangingsinvesteringen met economisch nut in mindering gebracht op de in het boekjaar gepleegde investeringen met economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing is geheven. Over het resterende bedrag wordt afgeschreven.

De op de oorspronkelijke verkrijgings- of vervaardigingsprijs toegepaste jaarlijkse afschrijvingen corresponderen met een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur (kortste van de geschatte economische levensduur óf technische gebruiksduur) van de geactiveerde objecten en voorzieningen. De gehanteerde afschrijvingstermijnen zijn opgenomen in de Financiële verordening Drenthe 2012. De afschrijvingen worden berekend volgens de lineaire of annuïteitenmethode. Afschrijvingen geschieden daarnaast onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar. Op gronden wordt niet afgeschreven, tenzij de grond deel uitmaakt van een investering in de openbare ruimte met maatschappelijk nut. Eventuele boekwinsten bij inruil of afstoting van een kapitaalgoed zijn als incidentele bate in de jaarrekening verwerkt.

Duurzame waardevermindering van vaste activa

Afwaardering van bedrijfseconomisch vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde. Lagere taxatiewaarden dan de boekwaarden van onroerende zaken zijn hierbij als duurzame waardedaling in aanmerking genomen. Afwaardering van maatschappelijk vastgoed vindt plaats indien de directe opbrengstwaarde lager is dan de boekwaarde en er ten opzichte van de huidige functie geen (bestuurlijke) intentie is voor duurzame exploitatie.

Buiten gebruik gestelde vaste activa

Indien een vast actief buiten gebruik is gesteld, heeft op het moment van buitengebruikstelling een afwaardering van de boekwaarde plaatsgevonden naar de lagere restwaarde.

Afschrijvingen

De volgende afschrijvingstermijnen gelden.

Investering

Afschrijvingstermijn (in jaren)

Gronden en terreinen

n.v.t.

Woonruimten

50

Gebouwen

50

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken, waaronder:

- sluizen

100

- bruggen en viaducten

90

- (voorzieningen bij) waterwegen

30

- (aanleg van) wegen

20

- rotondes en verkeersdrempels e.d.

10

Vervoersmiddelen

5

Machines, apparaten en installaties

15

Overige materiële vaste activa, waaronder:

- inventarissen (waaronder meubilair)

10

- automatisering

4

- software

4

Immateriële activa

maximaal 5

m.u.v. bijdragen aan activa in eigendom van derden

maximaal 15

(Het gebruiksrecht voor onbepaalde duur op) software is als afzonderlijk actief opgenomen onder de materiële vaste activa als investering met economisch nut.

De lasten samenhangend met de uitvoering van klein en groot onderhoud en het baggeren van watergangen zijn niet levensduur verlengend en zijn daarom niet geactiveerd, maar direct ten laste van de exploitatie of de gevormde voorziening gebracht.

Financiële vaste activa

Het BBV kent de volgende soorten financiële vaste activa.

  • Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen en overige verbonden partijen.
  • Leningen aan openbare lichamen, woningbouwcorporaties, deelnemingen en overige verbonden partijen.
  • Overige langlopende leningen.
  • Uiteenzettingen in ‘s Rijks schatkist met rentetypische looptijd van één jaar of langer.
  • Uiteenzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
  • Overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.

De financiële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de oorspronkelijke verkrijgingsprijs (de inkoopprijs en de bijkomende kosten) verminderd met de jaarlijkse aflossingen, afschrijvingslasten en afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen. Duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid op de boekwaarde in mindering gebracht. Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (“kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen” in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Indien de marktwaarde van de aandelen daalt tot onder de verkrijgingsprijs, zal afwaardering naar deze lagere marktwaarde plaatsvinden.

Vlottende activa

Uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar

De uitzettingen met een rentetypische looptijd korter dan één jaar worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Liquide middelen

De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Overlopende activa

De overlopende activa zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. Deze voorziening wordt statisch bepaald.

Vaste passiva

Algemeen

Hieronder is bij de diverse onderdelen van de vaste passiva een toelichting gegeven.

Eigen vermogen

De post eigen vermogen wordt onderscheiden in reserves, gespecificeerd naar:

  • algemene reserve,
  • bestemmingsreserves en

het gerealiseerde resultaat volgend uit het overzicht van baten en lasten in de jaarrekening.

Reserves

In het BBV worden reserves omschreven als vermogensbestanddelen die als eigen vermogen zijn aan te merken en die vanuit bedrijfseconomisch oogpunt vrij te besteden zijn. De vaststelling van de noodzakelijke omvang van reserves is een zaak van Provinciale Staten. Daarom worden reserves ook wel onderverdeeld in algemene en bestemmingsreserves. Zodra Provinciale Staten aan een reserve een bepaalde bestemming heeft gegeven, is er sprake van een bestemmingsreserve. Om die reden kunnen bestemmingsreserves naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Heeft een reserve geen bestemming dan wordt het een algemene reserve genoemd.

Voorzieningen

Voorzieningen behoren tot het vreemd vermogen (schulden) van de provincie. Om die reden kunnen voorzieningen naar de situatie per ultimo verslagjaar geen negatieve stand kennen. Voorzieningen worden gewaardeerd op de/het contante waarde/nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies.

Voorzieningen worden gevormd indien er sprake is van:

  • verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
  • op de balansdatum bestaande risico’s ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
  • kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;
  • bijdragen (spaarcomponent) aan toekomstige vervangingsinvesteringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing wordt geheven.

De vorming van een voorziening, dan wel een dotatie aan een reeds bestaande voorziening, is als een last in het betreffende boekjaar verantwoord. Alle aanwendingen aan voorzieningen zijn rechtstreeks ten laste van de voorziening gebracht en in het verslagjaar niet ten laste van de exploitatie verantwoord.

Aan voorzieningen ter egalisatie van (onderhouds)lasten van kapitaalgoederen over meerdere begrotingsjaren ligt een actueel (beheer)plan ten grondslag. Uitgevoerd achterstallig onderhoud is daarbij ten laste van de exploitatie verantwoord. Deze lasten zijn niet ten laste van de gevormde voorziening gebracht. Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume. Voor het bepalen van het ‘jaarlijks vergelijkbaar volume’ is een tijdsperiode van vier jaar gehanteerd. Rentetoevoegingen aan voorzieningen zijn niet toegestaan.

Vaste schulden, met een rentetypische looptijd langer dan één jaar

De vaste schulden zijn gewaardeerd tegen de nominale waarde (hoofdsom) verminderd met het totaal van de gedane aflossingen. De vaste schulden hebben een rente typische looptijd van één jaar of langer.

Vlottende passiva

Algemeen

Hieronder is bij de diverse onderdelen van de vlottende passiva een toelichting gegeven.

De vlottende passiva zijn gewaardeerd tegen nominale waarde, tenzij bij het betreffende balanshoofd anders staat vermeld.

Netto-vlottende schulden met een rente typische looptijd korter dan 1 jaar

De netto-vlottende schulden met een rente typische looptijd korter dan 1 jaar zijn gewaardeerd tegen nominale waarde.

Gewaarborgde geldleningen

De gewaarborgde geldleningen zijn "binnenlijns" vermeld in de balans, tegen het nominale bedrag van de resterende borgstelling.